Hieronder vindt u vragen die veel gesteld worden. Staat uw vraag er niet bij? Stel uw vraag dan via ons contactformulier.
Vraag/antwoord
Voor informatie over beoordelaar worden zie: Beoordelaar worden
Per examenvraag kan de kandidaat een aantal punten halen. Bij Schrijven en Spreken krijgt iemand één of meer punten per vraag. Bij Lezen en Luisteren is dat één punt voor elk goed antwoord. Deze punten worden omgezet naar een score.
De kandidaat moet minimaal een score van 500 halen om voor het staatsexamen Nt2 te slagen. Is de score lager dan 500, dan is deze gezakt. Met een score van 500 of hoger is de kandidaat geslaagd.
De minimum- en maximumscores zijn niet voor alle onderdelen en op elke examendag hetzelfde. Gemiddeld gelden onderstaande minimum- en maximumscores.
| Lezen | Luisteren | Spreken | Schrijven |
|---|---|---|---|
|
200-700 |
100-800 |
100-800 |
250-750 |
Hiermee kunt u een idee krijgen wat de score betekent. Het is niet mogelijk op te vragen wat de maximale score op een bepaalde examendag was.
Zie: Beoordeling examen
Zie: Examens oefenen
Programma I komt overeen met CEFR/ERK-niveau B1. Programma II komt overeen met CEFR/ERK-niveau B2. Er is officieel een koppeling gemaakt tussen het staatsexamen Nt2 en taalniveaus van het Europese referentiekader.
Meer informatie over het CEFR/ERK vindt u op Taalunieversum en op www.erk.nl (SLO).
Voor het vak Nederlands in het Nederlandse onderwijs gelden de referentieniveaus taal (1F, 2F, 3F en 4F). Niveau 2F geldt als eindniveau voor de opleidingen op niveau mbo-2 en -3. Niveau 3F geldt als eindniveau voor havo en mbo-4.
Het niveau B1 van ERK/CEFR is sterk vergelijkbaar met niveau 2F. Niveau B2 is sterk vergelijkbaar met niveau 3F.
Op deze website vindt u de oefenomgeving van het staatsexamen Nt2. Tips voor materialen staan op de pagina Studiemateriaal.
Bij de examens Lezen en Schrijven is één woordenboek toegestaan: het Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als Tweede taal (NT2). Andere woordenboeken zijn niet toegestaan. Bij de examens Luisteren en Spreken mag geen woordenboek gebruikt worden. Niet alle woorden uit de examens zijn in het woordenboek op te zoeken.
We gaan er bij programma I (B1) vanuit dat kandidaten zo’n 4000 tot 5000 woorden kennen en bij programma II (B2) 11.000 tot 12.000 woorden1. Het woordenboek heeft 15.000 lemma’s. Een goed tekstbegrip ontstaat wanneer 95% tot 98% van de woorden bekend of op te zoeken is.
De examens worden zo ontwikkeld dat een kandidaat met een woordenschat op respectievelijk B1- of B2-niveau tot een goed tekstbegrip kan komen. Een kandidaat moet met een combinatie van de eigen woordenschat en woorden uit het woordenboek de examenopgaven kunnen maken. Daarnaast wordt er bij de ontwikkeling van examens op gelet dat betekenissen van mogelijk onbekende woorden uit de context afgeleid kunnen worden. Soms zijn mogelijk onbekende woorden ook niet nodig voor het beantwoorden van de vraag.
Kandidaten hoeven dus niet alle woorden uit de examens te kennen om de tekst te begrijpen en de vragen te kunnen beantwoorden. Kandidaten hoeven dus ook niet alle onbekend woorden uit een examen op te zoeken in het woordenboek.
1Bron: Bossers, B. (2022). Woordenschat. In: F. Kuiken & S. Andringa (Red.), Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs, pp. 297-334. Coutinho.
Ja, maar de mogelijkheid voor een aangepast examen hangt af van de persoonlijke situatie van uw cursist.